We hebben een lijst samengesteld van diverse Japanse zwaardtermen. We zullen op deze pagina diverse termen behandelen en hun betekenis vertellen.

Aikuchi
Kleine tanto zonder tsuba. Werd vaak verborgen onder kleding gedragen, vaak door vrouwen.
Ashi
Smalle kanaaltjes van zachter staal uitlopend van de ji tot de hamon. Letterlijk betekent ashi “benen”. Men beweert dat deze onregelmatigheid in de hamon voorkomt dat er grote stukken af kunnen breken van de snijkant.
Bo’hi
Ook wel “Hi” genoemd. Is een gat/groeve aan de bovenkant van het blad. Het wordt door veel mensen de “bloedgroeve” genoemd. Dit is echter onjuist, de groeven zijn er om het gewicht van het blad te beperken (balans dichter bij de tsuba) en als je een goede beweging maakt hoor je door deze groeven een “woosh” geluid. (wordt o.a. bij iaido op getraind)
Boshi
De zichtbare hardingslijn (hamon) op de kissaki.
Choji
Hamon in de vorm van een paddestoel of klaverblad.
Chokuto
Recht zwaard.
Gunome
Hamon in de vorm van een halve cirkel.
Ha
Snijkant.
Habaki
Metalen kraag om te voorkomen dat het zwaard de binnenkant van de saya (schede) raakt.
Habuchi
De lijn welke de hoek van de hamon definieert.
Hada
Sporen van het smeden.
Hamachi
Inkeping die het begin van de scherpe kant markeert.
Hamon
Het model van het geharde martensiet (soort staal) als het op de zijde van het lemmet inclusief de overgang zone habuchi naar het zachtere perliet (ongehard staal) toont.
Hi
Zie Bo’hi.
Horimono
Gravure in het blad.
Inazuma
Betekent letterlijk: ” vergrendelde bliksem”. Bedoeld worden de strepen van gehard staal in een verticaal zigzag model in de overgangszone van de habuchi.
Ito
Vlechtwerk dat de tsuka om de nakago houdt.
Ji
Bladoppervlak boven de hamon.
Jihada
Patroon op het oppervlak van het blad of de Ji.
Katana
Zwaard met gekromde kling. De katana verving de tachi in het midden van de Muromachi periode en was nog steeds in gebruik aan het eind van de Edo periode. Over het algemeen waren ze 60 cm (2 shaku) of langer. Over het algemeen werd het gedragen in combinatie met een kortere variant, de wakizashi, tijdens de Edo periode. Samen wordt dit Daisho genoemd.
Ken
Recht zwaard dat gemaakt werd in het vroege Japan. In de Heian periode vervangen door de tachi.
Kinsuji
Betekent letterlijk ”Gouden lijnen”. Bedoeld worden de horizontale stroken van gehard staal in de habuchi.
Kissaki
Punt van een zwaard.
Kojiri
Kap aan het eind van de saya (schede)
Ko Nie
Kleine stukjes gehard staal, martensiet kristallen, in de habuchi. De grootte ervan ligt tussen die van nie en nioi.
Koshirae
Alle onderdelen van het zwaard, omvat de saya, tsuba, tsuka, menuki, habaki, kashira, sageo en andere onderdelen.
Kurikata
Een knoop welke gebruikt wordt om de sageo om de saya te knopen.
Mei ura
Handtekening van de zwaardsmid. Wordt gezet op de nakago.
Mei omote
Datum wanneer het zwaard is gemaakt
Mekugi
Bamboe pin welke de tsuka bevestigd aan de nakago.
Mekugi ana
Een gat in de nakago voor de een bamboe pen, ( mekugi ) zodat de nakago wordt gefixeerd in de tsuka.
Menuki
Versiering dat over de medugi geplaatst wordt en de tsuka op de tang houdt.
Mune
Rug van het blad.
Mune-machi
Einde van de mune, waarna de nakago begint.
Nagasa
Lengte van het blad.
Nakago
Doorlopende deel van het blad in het handvat (tang).
Nie
Klein stukje gehard staal, martensiet kristallen, in de habuchi welke groot genoeg zijn om met het blote oog te zien.
Nihonto
Verzamelterm voor Japanse zwaarden. Omvat ken, naginata, yari, tachi, katana, wakizashi en tanto.
Nioi
Klein stukje gehard staal, martensiet of perliet kristallen, in de habuchi., te klein om met het blote oog te zien. Met het blote oog lijken het “mistige” gebiedjes.
Notare
Onregelmatige golvingen in de hamon.
Sageo
Koord waarmee de saya aan de riem wordt bevestigd tijdens het dragen.
Samegawa
Roggehuid of haaienhuid dat het handvat bedekt.
Saya
Schede
Shinogi
Rand die de hoek van het blad bepaald.
Shinogiji
Blad boven de Shinogi.
Shirasaya
Houten standaard (“rustplaats”) waar zwaarden worden opgeborgen.
Sori
De mate van kromming van het blad.
Sugata
Vorm van het zwaard.
Suguha
Rechte hamon.
Suriage
Een verkorte nakago, meestal als gevolg van het verkorten van een tachi tot een katana.
Tachi
Lang zwaard dat gebruikt werd bij de vroege samoerai’s te paard. Van de Heian tot de vroege Muromachi periode. Tachi hebben meestal een grote kromming, sori, zijn meestal tussen 65 en 70 cm lang.
Tanto
Japanse variant van een dolk.
Togi
De polijsting van het blad. Dit gaat verder dan het scherpen, het is zo fijn dat het de eigenschappen van het blad zichtbaar worden.
Toran
hamon in de vorm van een golf.
Tsuba
Scheidt het handvat van het blad, voorkomt tevens dat het zwaard door de hand glijdt en men met de hand langs het blad glijdt.
Tsuka
Handvat.
Ura
Achterkant.
Wakizashi
Kort zwaard dat normaal gedragen word in combinatie met de langere katana. De snijkant is tussen 30 en 60 cm lang. Vormt samen met de katana een daisho.
Yakiba
Snijkant.
Yasuri mei
De vijlsporen die de nakago markeren.